Medailles op de Winterspelen: Max Houben, de zilveren bobslee-Belg.

Bart Swings heeft een gouden medaille behaald om de Olympische Winterspelen in China. Voor eerder Belgisch goud (op winterspelen) moeten we teruggan naar 1948. Toen won het koppel Lannoy-Baugniet een gouden medaille in het kunstschaatsen. Er was in dat eerdere gouden jaar ook een zilveren medaille in de bobslee-met-vier. Max Houben was één van hen, hij was een allround-athleet, en één van de weinige Belgen die zowel aan de winter- als op de zomerspelen deelnam (Houben was ook olympisch hardloper). Daarnaast was hij een begenadigd voetballer en met de eersteklasseploeg Union (die nu zijn revival beleeft) behaalde hij een landstitel.
Zijn dochter en zoon vertellen.
Een bijzonder winterverhaal over een jongen uit Verviers, zijn triomfen en zijn tragisch einde op het ijs. 

Max Houben © Archief Sportimonium

"Papa had amper getraind en de bobslee was geleend van een plaatselijke club.”

(Humo februari 2006 ingekort © Jan Hertoghs

 Op internet is nauwelijks wat over Houben te vinden. In Verviers is er een straat die zijn naam draagt, en verder wordt hij alleen vermeld in eindeloze olympische klassementen en in quizvragen ("Wie is de oudste medaillewinnaar op de winterspelen?") Het is Houben, hij was bijna vijftig toen hij het zilver in het bobsleeën behaalde. In de Larousse, Winkler Prins en Standaard Encyclopedie staat geen letter over hem. Alleen de Encyclopedie van de Belgische Sportlui schijnt hem te kennen, in een kolommetje van acht centimeter. HOUBEN, Max - Eén van de grote figuren uit de Belgische sportgeschiedenis. Nationaal kampioen 100m (1920). Halve finalist 200 m op de Olympische Spelen in Antwerpen (1920). Uitstekend voetballer in eerste afdeling (CS Verviers, Union Sint-Gillis)" Het naslagwerk vermeldt ook dat hij als bobsleeër deelnam aan vier Olympische Winterspelen: 1928 St. Moritz, 1932 Lake Placid, 1936 Garmisch-Partenkirchen en 1948 St. Moritz waar hij zilver behaalde in de viermansbob samen met Jacques Mouvet, Freddy Mansveld en George Niels.

Het zijn intrigerende gegevens, topvoetballer zijn en olympisch hardloper en olympisch bobsleeër. Ik bel naar het BOIC en van de zilveren bobslee uit 1948 vinden ze nog één adres terug: George Niels, hij zou in Miami wonen. Ik draai het nummer in Florida, zijn weduwe neemt op: Niels is al vijf jaar dood en zat de laatste elf jaar van zijn leven in een rolstoel.

Dan maar de krant uitspellen. De Winterspelen van 1948 duurden van 30 januari tot 8 februari en Le Soir heeft een envoyée spéciale ter plaatse. Zij omschrijft de atmosfeer in St. Moritz als "erg druk" en het lijkt erop alsof de winterspelen alleen te kampen hebben met horecaproblemen: "De hotels zitten overvol en in de restaurants is het zo druk dat de kelners geen tijd hebben om uw bestelling te noteren." Die ene zin typeert een heel tijdsgewricht. Zwitserland is het Hotel Europa dat tussen 1940 en 1945 zijn interne deuren heeft kunnen sluiten en dat op die manier aan de wereldbrand is kunnen ontsnappen. En nu, drie jaar na de oorlog, werpt het zich op als de ideale plek waar  atleten van alle naties mekaar terug kunnen vinden in een nieuwe broederschap. In werkelijkheid zijn de witte bergtoppen en de blauwe luchten een onwezenlijk decor, want aan alle grenzen van dat alpine sprookjesland regeert een bestaan van naoorlogse ellende. Duitsland ligt in puin en kent diepe armoede, Italië zit economisch aan de grond met miljoenen werklozen, Oostenrijk is bezet door de geallieerden, en Frankrijk wordt verteerd door sociale onrust. Toch zal de "olympische show" doorgaan, en de verslaggeefster van Le Soir noteert.

29 januari: Er blijken "meer dan duizend atleten" te zijn opgedaagd in plaats van de verwachte 919 ("dat zorgt voor bijkomende logeerproblemen!") Voor de 640 ingeschreven journalisten zal de Zwitserse PTT honderd kilometer extra telefoonkabel aanleggen "zodat 288 reporters tegelijkertijd een telefoongesprek kunnen voeren met hun redactie". Er zijn ook VIER televisieploegen aanwezig, twee Engelse en twee Amerikaanse.

De Belgische viermansbob die zilver won (Sportclub febr 1948) ©

30 januari: De reporter van Le Soir is naar de bobsleepiste gaan kijken, en vooral naar de gevaarlijke bochten: "Hier staan de toeschouwers graag te kijken omdat de sleërs bijna verticaal passeren en ze moeten opletten dat ze niet over de ijsmuur vliegen!" Over de Belgen wordt niet gesproken, "vooral Engelsen en Amerikanen zijn sterk in dit nummer". Onze landgenoten moeten het zowel in de tweemans- als in de viermansbob opnemen tegen zestien andere equipes.

 31 januari: Gisteren zijn deze Vijfde Winterspelen geopend, maar op de frontpagina is er ander wereldnieuws uit India: Mahatma Gandhi is vermoord! De openingsceremonie in St. Moritz vindt plaats voor zo'n 8OOO toeschouwers en er is een vlaggenoptocht van de 28 deelnemende naties, "een stoet die vaak stil staat, en opgefleurd wordt door sneeuwballengevechten tussen atleten en toeschouwers." Die eerste dag zijn er ook al wedstrijden en in een eerste manche van de boblet (bobslee met twee) eindigen Houben en Mouvet als derde.

4 februari: op de sportbladzijden staat een kleine foto van Houben en Mouvet in hun boblet. Ze zien er grappig uit met hun pothelmpje en ronde zonnebrillen. "Piloot" Houben heeft twee ijzeren "teugels" in de hand waarmee de glij-ijzers onder de slee bestuurd worden.

7 februari: Generaal Otto von Stulpnagel, militair gouverneur van Parijs tijdens de oorlog (alias "le boucher de Paris") heeft zich opgehangen in zijn cel. In de eerste manche van de bobslee met vier eindigen de Belgen op de derde plaats, ex-aequo met de Noren.

8 februari: het nieuws haalt niet eens de voorpagina, maar gisteren hebben de Belgen voor de allereerste keer sinds 1924 goud én zilver gehaald op winterspelen. Het artikel op pagina zes is grotendeels gewijd aan Micheline Lannoy en Pierre Baugniet, het koppel dat goud heeft gehaald in het kunstschaatsen. Over de zilveren medaille van de Belgische bob-met-4 staat alleen de uitslag te lezen: Houben en zijn team waren 1 seconde en twee tiende trager dan de Amerikanen.

Het Belgische kunstschaatsduo Lannoy-Baugniet dat goud behaalde in 1948 (Sportclub)

9 februari: Aan het kunstschaatskoppel worden nog vijftien lijntjes besteed, maar over het zilver in de bobslee wordt niet meer gerept. En toch doet Le Soir daarmee beter dan de Vlaamse kranten: zij behandelen de winterspelen met nog minder alinea's want zij hebben immers geen bourgeois lezerspubliek dat vertrouwd is met de wintersport en met de veelal franstalige deelnemers. 

De Film Van St. Moritz

Hoe dan ook, de winterspelen in St. Moritz zijn een succes. Met het goud en zilver eindigt België bij de tien beste landen, we zijn negende vlak na Zwitserland! Een Vlaams magazine dat wel aandacht besteedt aan St. Moritz is Sportclub, een weelderig geïllustreerd sportweekblad , dat acht bladzijden zal besteden aan de Winterspelen met een hele reeks foto's (Wij Bieden  U Deze Week: De Film Van St. Moritz!) Alles is het werk van Onze Afgevaardigde Ter Plaatse en die is lyrisch over zijn sportieve verblijf in "het gastvrije Helvetië". Zo spreekt hij over atleten die "gehoor hebben gegeven aan de roep van de bergen" en besteedt hij een hele passage aan "de bekoorlijke en van geluk stralende Amerikaanse schaatsdames". En dan is er natuurlijk de onverkorte bewondering voor het Belgische presteren. Getuige de gouden overwinning van het schaatskoppel Lannoy-Baugniet: "Een geestdriftig publiek bezorgde hen een langdurige ovatie nog voor de jury de uitslag bekend maakte. Waarlijk, dit was geen zege, dit was een triomf!"

"Onze bobsleigh-mannen" oogsten vooral bijval door hun onverwacht resultaat; bij een foto van het zilveren viertal vermeldt het onderschrift: " Men kende geen kans toe aan het Belgische bobsledeteam. De onvervaarde Houben en Mouvet kenden iets van bobslee, doch Mansveld en Niels waren niet erg op de hoogte. Een tweede plaats is dan ook meer dan prachtig!"

 Bobslee van de baron

Ik ga ervan uit dat Max Houben nog familie heeft in België, maar wààr? Omdat hij als jonge voetballer bij CS Verviers heeft gespeeld, tik ik "Houben" en "Verviers" in op Infobel. Er verschijnen acht telefoonnummers, ik pik er willekeurig één uit, het is Pierre Houben, en hij is een kozijn van Max, vous avez de la chance! En dat ik zijn zus Micheline in Brussel moet bellen, die heeft af en toe nog contact met Nadine Houben, dat is de dochter van oom Max. Als Micheline hoort dat ik Nadine wil spreken, slaakt ze een zucht: "Oh, die zal blij zijn, want zij aanbàd haar papa!"

Dat ze blij is, is te weinig gezegd: Nadine Houben is in de wolken. "U wil een reportage maken over mon p'tit papa?! Ah dis, vous me donnez la chair de poule! Komt u maar gauw langs. Kan u morgen komen? Of overmorgen? " Wel drie keer zal ze nog zeggen dat mijn telefoontje haar kippenvel bezorgt. En dat ze toute émue is, en dat op 1O februari 2006 de winterspelen beginnen in Turijn en dat 1O februari "ook de sterfdag was van papa." Ze heeft daarstraks nog aan die sterfdatum zitten denken, en wat een verrassing "dat u nu opbelt." Ze zegt dat hij een fantastische vader was en een groot atleet en dat ze met plezier op al mijn vragen zal antwoorden, je vous embrasse de loin!
Als ik de 83-jarige dochter twee dagen later opzoek op haar seniorie-appartement in Ukkel, vertrouwt ze me toe dat ze geweend heeft na mijn telefoontje: "Het was van vreugde, ik was zo aangedaan dat er toch nóg iemand aan hem denkt." Het appartement hangt vol kleine en grote schilderijen, ergens moet een witte poes onder de zetels zitten, en op de tafel ligt een papierwinkel die ze voor de gelegenheid heeft opgeruimd door er een laken overheen te trekken. We drinken rode wijn, en tussen de verhalen door blijkt dat ze zelf ook geen gewone tante was: ambulancier en verpleegster voor het Engelse leger in de nadagen van de oorlog, secretaresse op de diensten van de Belgische Handelsmissie in Washington (van 1945 tot 1948) en later secretaresse in Parijs, waar ze werkte voor Roger Ockrent, de chef van de Organisatie van Europese Economische Samenwerking (= voorloper van de OESO). Dat vermeldt ze terloops, ze wil zo graag over haar vader praten, en ze is zo verguld met m'n vragen dat ze al na de derde question een fotocopie neemt van mijn vragenblad. Alles van vandaag is een herinnering, alles is een souvenir.


Ingescand uit Humo © Stephan Peleman

Humo: Om bobslee te rijden moest je toen van rijke komaf zijn.
« Ja en nee. De ouders van papa waren bemiddeld, maar hijzelf was dat niet. Zijn vader had een traditionele leerlooierij in Nismes en een bedrijfje in Verviers dat drijfriemen maakte voor de textielindustrie. De Houbens hadden dus geld, maar die twee bedrijven zijn in handen gekomen van zijn oudste broer. Papa zelf was vertegenwoordiger van Sabca (=vliegtuigmotoren), en dat was een goedbetaalde job, maar meer ook niet. Mama was de dochter van een grote hoteleigenaar in Parijs, zij was gewend aan een royale train de vie, maar omdat papa geen grote verdiener was, moest ze spaarzaam leven, en daar is vaak felle ruzie over geweest.
Om toch aan bobslee te kunnen doen moest papa begoede sportlui aanspreken om met hem een equipe te vormen én dus ook mee de kosten te dragen. Die mannen moesten alles zelf betalen: de reis, de logies, het materiaal (ook het startgeld was toen voor eigen rekening,jh) Van subsidies was toen nog amper sprake. Ze hadden zelfs geen eigen slee als ze aan die Olympische Spelen of aan andere wedstrijden deelnamen. De bobslee-voor-twee mochten ze gebruiken van de rijke baron René Lunden, dat was een vriend van papa die tijdens de oorlog nog een Spitfire gevlogen heeft! (De baron Lunden was zelf een prima bobber, op het WK in St Moritz in 1939 haalde hij de gouden medaille in de boblet met twee,jh)

Humo: En de bob met vier, leenden ze die ook van de baron? 
« Nee, dat was meestal een goedkoop exemplaar dat ze gingen lenen bij een plaatselijke club, daar waar de wedstrijd werd gehouden. Dat is ook in Sankt Moritz zo gebeurd en dan zilver halen, dat is toch een bijzondere verdienste, nietwaar?!

Kwik en Flupke
Humo: Max Houben was nog een echte amateur. Iemand die de sport beoefende uit liefde voor de sport.
« Bij hem was het passion du sport! En als hij aan een nieuwe sport begon, dan ging hij daar helemaal in op en dan moést hij daarin uitblinken. Zodoende is hij ook Belgisch kampioen geworden op de honderd meter en is hij op de Olympische Spelen in Antwerpen (1920) dicht bij de 200-meter-finale geraakt. Ik ben trouwens zeker dat hij één van de zeer weinige Belgen is die zowel aan de olympische winter- als zomerspelen hebben deelgenomen. Papa was ook een heel goeie voetballer. Hij heeft in de hoogste klasse gespeeld, eerst voor CS Verviétois en later voor het grote Union St Gilloise (dat "Union" behaalde tussen 1904 en 1935 élf landstitels,jh) Voor de volledigheid kan ik ook zeggen dat hij een prima tennisser was en dat hij als autopiloot ook nog heeft deelgenomen aan de 24 uren van Francorchamps.

Humo: Was uzelf ook sportief?
« Helemaal niet! J'étais une cloche terrible! Ik hield van schaatsen, van dat fijne geluid van ijzers die over het ijs gaan, en in gedachten zag ik me ook al walsen over de piste, maar je had me moeten zien stuntelen en struikelen (lacht)! Dat vond ik wel erg. Bij hem lukte alles en bij mij lukte niks. Maar we konden heel goed opschieten met elkaar. We plaagden mekaar en maakten grapjes, ik kon papa doen lachen dat de tranen in zijn ogen sprongen, ja, wij waren echt copain-copine.

De Amerikaanse tweemansbob op training in Skt Moritz. (uit The Olympic Century)


Humo: Deed uw vader sportief-avontuurlijke ondernemingen met zijn gezin?
«Nee. Want mijn moeder hield daar niet van. Ze zat liever met haar vriendinnen te bridgen. Hij heeft ons wel met kerstmis 1948 naar Klosters meegenomen en daar hebben we toen leren skiën. Et nom de pipe, hij was de rapste, hij had die sport al na een paar uur onder de knie! 
Diezelfde winter heeft hij me ook voor het eerst in de bobslee meegenomen op de piste in St. Moritz. Er waren genoeg gegadigden, toeristen die zich rond dat parcours verdrongen en die ook wel eens met een "piloot" wilden meesuizen. Maar papa had er geen zin in. Hij had ooit enkele passagiers gehad, en die deden het bijna in hun broek, die hingen constant aan de hendel om af te remmen. Onze eerste rit was tamelijk snel, en papa keek blij achterom aan de finish, dat het zo goed gegaan was met zijn dochter. En dan heb ik gevraagd of hij nog een tweede rit wilde maken, maar, zei ik, "deze keer ben ik niet uw dochter maar uw tweede bemanningslid". En toen heeft hij geracet alsof het een wedstrijd was, dat wil dus zeggen dat ge alleen maar aan de rem trekt nà de finish! En ik zie ons nog samen naar beneden razen, ik met mijn armen rond zijn middel, en zo naar de finish! En wat de mensen zich niet kunnen voorstellen, dat is dat holle lawaai als die metalen slee door die ijstunnels snelt, dat klettert en dat rammelt, c'était fou, c' était  terrible!  Maar geen seconde ben ik bang geweest, ik had het volste vertrouwen in mijn papa.

Humo: Hoe is uw vader met dat bobsleeën begonnen?
« Toen hij jong was, woonde de familie in Verviers, en hun huis lag aan een hellende straat en in de winter ging hij met één van zijn broers op de slee naar beneden. Het was een stevige houten slee, mét een stuurtje bovendien, en eerst schoven ze alleen door hun eigen straat, maar op de duur zwierden ze door alle straten van Verviers.
Humo: Zoals Kwik en Flupke!
« Exactement! En toen ging dat nog, er waren weinig of geen auto's op de straat!
Humo: Hebben ze uw vader nooit gezegd dat hij gek was om zo'n gevaarlijke sport te kiezen?!
« Natuurlijk. En dan zei hij dat het gevaarlijker was om als voetganger de straat over te steken in Brussel. Och, het zàt gewoon in hem, alles wat snelheid en uitdaging was, daar hield hij van. Maar bobslee is ook een sport van kameraden. Je zit met zijn tweeën of zijn vieren op dat onderstel en elkeen moet harmonieus mee bewegen, en dat kan maar als je honderd procent op mekaar bent afgestemd. Maar het was inderdaad een gevaarlijke sport. Langs dat parcours in St. Moritz stonden toeschouwers die alleen maar hoopten dat er een bob over de kop zou gaan.

Vader met zijn vlag
Humo: Uw vader was op de winterspelen van St. Moritz de vaandeldrager van de Belgische delegatie.
« Ja, omdat hij de oudste deelnemer was en de Belg met de meeste olympische deelnames. Thuisgekomen zei hij: je kan je niet voorstellen wat je dan allemaal voelt als je met de vlag van je land tussen al die applaudisserende mensen stapt. Het had hem heel erg geëmotioneerd.
Humo: St Moritz was toen één van de meest mondaine plaatsen ter wereld: de place to be voor koningen en prinsen in ballingschap, rijke bankiers en beroemde sterren 'van het witte doek".
« Papa was helemaal niet mondain. In die kringen hield hij zich niet op. Ik heb hem na St. Moritz trouwens maar weinig horen vertellen over zijn olympische belevenissen. Dat kwam door zijn aangeboren bescheidenheid maar ook door de sfeer in huis: de relatie tussen mijn ouders was al jaren fel verzuurd. Ik denk zelfs dat hij zoveel aan sport deed om thuis weg te kunnen zijn.

© Archief Sportimonium

Humo: Had hij lang getraind voor die winterspelen van 1948?
« Maar nee! Hij heeft nooit getraind in al die jaren. Hij zorgde ervoor dat hij algemeen in goede conditie was en korte tijd van tevoren arriveerde hij dan om een paar trainingsritten te maken. Neem St. Moritz, daar is hij twee dagen voor het begin van de spelen aangekomen. De Belgen stonden daar dus tegenover de Amerikanen die al wéken aan het oefenen waren. En terwijl de Amerikanen de meest gesofisticeerde uitrusting in grote koffers hadden overgevlogen, stonden zij daar met hun geleende bobslee. Eén team van de Amerikanen was voor hen, zij hebben goud behaald, maar het tweede team van de States hebben zij verslagen. En ook de Zwitsers waren slechts vierde. Net goed! Die hadden nogal uit de hoogte gedaan tegen les petits Belges met hun prutsmateriaal. En dat papa hen klopte op hun éigen baan waar zij heel die winter getraind hadden, (lacht) dat vond ik formidabel!

Wij zijn gekken
Bobslee (met twee of vier) is al een olympische discipline sinds 1924 (Chamonix). Het vreemde is, België heeft geen bergen of bobsleebaan, maar de Belgische deelnemers zijn er al bij vanaf Chamonix, en ze haalden toen zelfs brons in de vijfmansbob (meteen de eerste wintermedaille voor België). Tussen 1924 en 1956 stuurde België zelfs eenendertig bobsleeërs naar de zeven winterspelen en Max Houben is de "sledder" met het grootste aantal deelnames: 1928,1932,1936 en 1948.
Het bobsleeën zelf dateert al van 1888 toen Engelse wintersporters twee kleine sleeën met planken aan elkaar verbonden en met die "bob" suisden ze over de landwegen in St. Moritz. De eerste bob course werd ook in St. Moritz aangelegd, in 1902.
Vroeger was sneeuw de enige bouwstof, maar door het opvoeren van de snelheden moesten ook de muren in de haarspeldbochten verhoogd en versterkt worden, en daarvoor had men ijs nodig, dikke platen ijs die uit een nabijgelegen meer werden gezaagd. De platen werden tegen mekaar "gemetseld" en in laatste instantie werd het tracé met water besproeid zodat de hele baan in een ijscorridor veranderde. "En dan is het wachten tot de metalen gevaarten onder sinister geratel voorbij zullen daveren en de toeschouwers behoedzaam terug zullen deinzen". (uit "Mensen in de sneeuw en op glad ijs" - B. Banen ) Een bobslee met vier inzittenden woog toen om en bij de 6OO kg, en om een eventuele crash te overleven droegen de bobbers slechts "een leren valhelm, een dikke trui en knie- en elleboogbeschermers".
De vier sleeërs diein ramhouding voorovergebogen zitten "alsof ze elk ogenblik iets vreselijk kunnen tegenkomen" is het beeld dat iedereen kent van het bobsleeën. Toch is zo'n slee geen blindganger die alleen maar door de ijsbaan zelf wordt gestuurd. Het is de piloot die de 'ijsraket' in goeie banen leidt. Hij moet de haarscherpe bochten in een snelle oogwenk kunnen inschatten en hij moet het zware geraamte van lichamen en staal feilloos door de ijsgoten kunnen maneuvreren, en dat tegen een snelheid die kan oplopen tot 12O kilometer per uur. Achterin de slee zit de brakeman die enigszins de vaart kan minderen door de rakes te bedienen, twee hefboomachtige ijzers die met hun stalen punt in het ijs worden gedreven. Een echte brakeman remt echter niet tijdens de race, remmen is iets voor na de finish.
Zestig jaar geleden werd er over bobbers nogal smalend gedaan, als je een goeie piloot had en drie dikke kerels die bij de start veertig meter konden duwen en spurten, dan kwam je gauw genoeg aan de finish. Maar na de oorlog verfijnden de materialen en versnelden de omlopen en was er meer nodig dan zwaartekracht: " Een goeie sledder moet explosief kunnen spurten, moet uiterst snel kunnen reageren om fouten te herstellen en moet te allen tijde zijn koelbloedigheid bewaren. En het resultaat hangt van details af: elke slechte verdeling van gewicht, elke lichaamsbeweging die de slede een centimeter uit evenwicht brengt, het kost allemaal tijd.  Ook de verstandhouding tussen het viertal moet totaal zijn; ze moeten één zijn met de slee, met het ijs en met de snelheid die alsmaar wordt opgedreven".
Over het unieke van de bobsleesport zegde Jacques Mouvet (vaste brakeman van Houben): " Wij zijn gekken. We doen die afdaling van 1500 meter in iets meer dan één minuut en daar praten we dan nog een héél jaar over!"   





Ingescand uit GVA 11/2/49

Ik zal hem nooit meer zien!
En dan is plots de laatste minuut geslagen in de carrière van Max Houben. Het noodlot kiest datum en plaats: 10 februari 1949, Lake Placid (VS), de piste op Mount Van Hoeven-berg.

Humo: Uw vader is omgekomen op het WK bobsleeën in Lake Placid. Dat WK kwam amper één jaar na zijn zilveren triomf in St. Moritz en hij was zelfs de favoriet!
« Ja, maar het had evengoed gekund dat hij daar niét bij was! Het is zo gegaan: papa had gehoord dat de organisatie ook Duitsland had uitgenodigd en hij had daarop verzet aangetekend: "Als zij mogen komen, dan blijft België weg van het WK". Hij vond die deelname niet kunnen zo kort na de oorlog. En ze hebben dan voor België gekozen en zo is onrechtstreeks ook voor het noodlot van papa gekozen.
Een week voor zijn vertrek heb ik mijn verlovingsfeest gevierd, maar de dagen erna had ik een slecht voorgevoel en heb ik vaak zitten huilen. Ik zei het ook tegen mijn verloofde : "Ik voel het, ik ga mijn papa nooit meer terugzien." Ach, zeg niet zo'n dwaze dingen, zei hij. En we hebben hem dan  naar het vliegveld gebracht, en ik heb mijn tranen voor hem verborgen, maar ik was zo triest als ik hem met zijn koffertje naar het toestel zag stappen. (kijkt uit het raam) En op tien februari kwam er plots een Amerikaans sprekende operator aan de lijn, ik hoorde hem zeggen, phone call from the United States, en ik wist genoeg: papa was dood. Het erge was dat er na zijn dood nog een ansichtkaartje van hem in de bus is gevallen: " Ik denk niet dat het WK zal plaats vinden, het weer is te zacht!"

Humo: Hij is met een tweemansbob uit de piste gevlogen in de zogenaamde Shady Corner, een extreme bocht in het parcours.
« Ja, hij is in die haarspeldbocht over de zeven meter hoge ijsmuur gevlogen en tegen een ijzeren mast geslingerd. Die éne bocht lag in de zon en omdat het ijs niet zou gaan smelten, had men daar zeildoek gespannen, en papa en zijn brakeman Jacques Mouvet zijn uitgerekend tegen één van de twee masten gebotst waaraan die doeken waren opgespannen. Langs heel dat parcours stonden maar twee smalle obstakels, maar toch zijn ze fataal geworden.(J. Mouvet liep een schedelbreuk, een gebroken sleutelbeen en een rugblessure op, maar hij overleefde het,jh)    In Lake Placid hebben ze dan enkele dagen later een eredienst gehouden en alle aanwezige bobsleeërs van het WK hebben in de kerk een erehaag gevormd. Maar de repatriëring heeft de familie zelf mogen betalen. (Macaber detail: in de weken na dat fatale WK van Lake Placid konden toeristen met een "gids" een ritje maken op de levensgevaarlijke bobsleebaan. Prijs: anderhalve dollar,jh)

Humo: Was er in België een officiële ontvangst van het stoffelijk overschot?
« Ik kan het u niet zeggen. Die dagen en weken nadien zijn voor mij un noir absolu. Het overlijden van mijn papa is het grootste verdriet van mijn leven. Er is géén dag, zelfs geen uur dat ik niet aan hem denk. (stil) Het was zo erg dat ik op het punt gestaan heb een eind te maken aan mijn leven. Daarom was ik ook zo gelukkig toen u belde. Men is hem toch niet helemaal vergeten, dacht ik.

Humo: In Verviers kan hij ook niet helemaal vergeten zijn, want er is een straat naar hem genoemd.
« Il y a une rue Max Houben?! Echt waar? Echt? Bent u er zeker van dat ze naar hem is genoemd?! Dat is bijzonder nieuws. Sacré papa, hij moest het weten! Wat fijn dat er nu elke dag mensen door "zijn" straat lopen! Misschien heeft hij er vroeger nog met zijn slee gespeeld!"

Zilver uit een doosje
Voor foto's verwijst dochter Nadine naar haar "meer ordelijke" broer Claude, die zal me zeker kunnen helpen. Claude Houben (79) woont in Wépion en in zijn huis staat alles voor mij uitgestald op de beste tafel: het album met de foto's én daarnaast een keur van medailles met als pronkstuk de zilveren plak van St. Moritz. Voor het eerst hou ik een olympische medaille in de hand, met de zilveren toorts, de vijf ringen en het hooggestemde credo Citius Altius Fortius. Eén seconde lang sta ik voor Max Houben, ik wens hem in stilte proficiat. Claude zegt dat de medailles toen niét om de hals werden gehangen maar in een doosje werden overhandigd. Hij toont de foto van het podium in St Moritz, het is gewoontjes, het ziet eruit als een palet van dennenhout. Hij laat ook brons zien, een medaille die Max Houben haalde op het WK in St Moritz 1947 (in de tweemansbob, samen met Jacques Mouvet).

Claude Houben met de medailles van z’n vader. Ingescand uit Humo / Stephan Peleman

Humo: Hebt u ooit met uw vader in de bobslee gezeten?
«Eén keer en die zal ik nooit vergeten. Het was in de winter van 1947, ik zat in Chateau d'Oex (Zwitserland) te studeren en ineens was er telefoon: "Jongen, kan je direct naar St. Moritz komen, je moet één van mijn compagnons vervangen!" Bleek dat Freddy Mansveld een pees in zijn been had gescheurd en amper kon lopen! Stel u voor, ik was twintig jaar en van de ene dag op de andere nam ik deel aan de wereldkampioenschappen met de viermansbob. En we zijn tweede geëindigd achter de Zwitsers. Hier is de medaille, mijn naam staat erin gegraveerd. Ja, daar ben ik heel trots op, want ik had nooit eerder een bobsleepiste gezien!

Humo: U had niet eerder getraind?
«Jamais de ma vie! Papa was zoals altijd stuurman en ik was de tweede man, ik moest een eindje spurten en de slee duwen en dan met de twee anderen in de slee jumpen. Weet u, ik droeg niet eens speciale schoenen tegen het uitglijden, ik droeg mijn gewone winterbottines! Ik herinner me ook dat we vlak voor de start de slede-ijzers moesten warm wrijven met doeken, dan schoten ze nog sneller over het ijs.

Humo: Heeft uw vader ooit skeleton (=éénmansbob) gedaan?
« Jazeker,en skeleton is het gevaarlijkste wat er is, je ligt op je buik op die slee en met de kop vooruit raas je naar beneden, je kin geen tien centimeter boven het ijs. Als je dàn een ijsmuur raakt, dan is het niet moeilijk om je nek te breken. (In de kranten werd de éénmansbob ook wel "the death race" genoemd,jh)

Humo: Snelheid en avontuur moeten zijn leven zijn geweest. Toen hij 49 jaar was, nam hij nog deel aan de 24 uren van Francorchamps!
« Hij was dat niet van plan, maar de dag tevoren kreeg hij telefoon van de zoon van zijn broer: "Nonkel Max, kan je niet inspringen voor mij, want mijn vrouw gaat bevallen!" En hij is dan aan het stuur van die BMW vertrokken en hij is tweede geëindigd! 't Was een echte crack. Hij won tennistornooien en biljartwedstrijden, en als je met hem ging vliegvissen, deed hij dingen die geen enkele hengelaar hem nadeed. Ik denk dat ze voor hem het woord allround hebben uitgevonden. In het voetbal was hij een heel goeie rechtsbuiten. Hij kon uitstekend dribbelen en hij was heel moeilijk van de bal te zetten. Zijn gloriematch was in 1922 toen het kleine CS Verviétois -dat pas naar eredivisie gepromoveerd was- het grote Union St Gilloise op bezoek kreeg voor een vriendenmatch. Union was toen een naam als een klok, in de laatste twintig jaar hadden ze zeven landstitels behaald en op Verviers zijn ze toen met 5-O de boot in gegaan, hun zwààrste nederlaag in véle jaren! (toont het krantenverslag) In Verviers spreken ze daar nog altijd over en papa heeft toen drié doelpunten gemaakt! Enkele jaren later is hij dan zelf bij Union gaan spelen en toen ze in 1933 opnieuw landskampioen werden, was hij de kapitein!

 De kraan met de kist
Humo: Hebt u die drie "zilveren" compagnons van 1948 gekend? Mansveld, Mouvet en Niels?
« Ja. Ze waren alledrie van Brussel. Niels had een gerenommeerd restaurant, Mansveld was een sportjournalist en Mouvet was een wisselagent.

Humo: Weet u hoe het Mouvet vergaan is, de man die mee in de fatale bobslee zat in Lake Placid?
« Ik weet dat hij zwaargewond was en dat hij hersteld is, maar later hebben we nooit meer iets van hem gehoord. A propos, de Zwitser Endrich die in Lake Placid met de tweemansbob goud haalde, is later ook dodelijk verongelukt: op het WK van Garmisch-Partenkirchen in 1953.

Humo: Was u erbij toen het schip met zijn stoffelijk overschot in België arriveerde?
« Ja, met heel de familie en een corbeillard stonden we te wachten op de kaaien in Antwerpen. Ik heb die lijkkist uit het ruim zien komen, ze werd niet gedragen, ze hing met kabels aan een hijskraan en zo is ze op de kade neergezet, dat vond ik bizar. Maar de plechtige uitvaart was indrukwekkend, de Kind-Jezus-kerk in Elsene was te klein, er stond volk tot in de straten rondom. Acht jaar na zijn dood heeft papa dan nog de Medaille voor Sportverdienste gekregen, maar nadien zijn ze hem vergeten."
Overmorgen is het 10 februari. In Ukkel en Wépion zal het sneeuwen en denken twee kinderen aan hun papa.

NAWOORD: In 2009 maakte de VRT een documentaire over Max Houben. Zoon Claude en dochter Nadine waren toen echter al gestorven.

© Archief Sportimonium

Max Houben en zijn kompaan Mouvet. Houben heeft de teugels vast om de glij-ijzers te besturen.

                   

 

Vorige
Vorige

<k> De Man van Staal en Aluminium: Frans Cools, bouwer van het Atomium

Volgende
Volgende

Hoe zijn we in tijdnood geraakt? (4): tijd willen winnen in de non-stopmaatschappij (24/24)