Een leven zonder gsm en zonder vaste telefoon (2)

Lees hier deel 1 van Een leven zonder gsm en zonder vaste telefoon

"De gsm is de elektronische enkelband die je zelf hebt gekocht."

© Stephan Vanfleteren

© Stephan Vanfleteren

Een miljardencijfer uit het recente jaarverslag van het BIPT (Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie) : de circa 9 miljoen gsm-bezitters in België hebben in het voorbije jaar gedurende 9,37 miljard minuten met hun gsm gebeld. Een hallucinant cijfer. Zeker als het BIPT het aldus vertaalt: “"Anno 2005 telefoneren de Belgen op één dag zoveel als tijdens een heel jaar in 1980".
Het land is van naam veranderd: Babbelgië.
Tijd dus om iemand te spreken die in 2005 twéé keer heeft gebeld en in 2006 nog géén enkele keer!

(Humo okt. 2006) - (c) Jan Hertoghs

Naam en leeftijd: Theo Vanderhallen, 80 jaar
Woonplaats: Opgrimbie
Vorige beroepen: boerenknecht, gemeentewerkman, hovenier
Zijn woning is zo'n huis waar bewaarappelen hun plaats krijgen op oude kranten. Het is er stil, er tikt geen klok, alles is er van een andere tijd. Het Heilig Hartbeeld met de plaasteren vinger op de bloedende wonde, de Jozef en Maria onder een stolp, en aan de muur de officiële oorkonde dat zijn moeder dertien kinderen op de wereld heeft gezet. Dat is de huiskamer van Theo, de jonkman.
"Helemaal vanuit Antwerpen naar hier omdat ik geen telefoon heb? Maar wat een grote reis! En wat zal ik zeggen? Ik heb geen telefoon nodig. Hier vlakbij woont de zoon van mijn broer en die heeft telefoon, dus ik kan 'm gebruiken, maar ik heb die amper nodig. Dit jaar heb ik nog niet gebeld en in 2005 heb ik ook maar twee keer gebeld. En op vijfhonderd meter van hier staat een telefooncel, maar die betrouw ik niet. Er kan iemand achter uw rug staan en u stillekes afluisteren. Of ze kunnen een zenderke in die kabien zetten en dan horen ze alles wat ge zegt. Nee, in die kabien kom ik niet!
De eerste telefoon in het dorp, dat was bij de bakker en dat moet in de jaren vijftig zijn geweest. Dat was nog zo'n houten bakske naast de winkeldeur, met zo'n hendeltje waaraan ge moest draaien, en iedereen kon daar komen telefoneren.

“Mannen die vanuit de auto bellen: dat is om hun vrouw te bedriegen.”


Nu is de gsm in de mode, maar dat is niks voor mij. Ik ben een man alleen, ik heb thuis geen vrouw zitten aan wie ik per telefoon moet vragen welke hesp ik moet meebrengen! Ja, het is ver gekomen  als man en vrouw thuis al niet meer de boodschappen kunnen afspreken. Ik zie nu ook mennekes van zeven-acht jaar met een gsm lopen, dan moet daar toch wel weelde bij die ouders zijn, dat ze zoiets kunnen betalen. Ik zie ook chauffeurs bellen vanachter het stuur, en volgens mij zijn dat mannen die hun vrouw bedriegen en naar een andere vrouw bellen. Ze weten dat de vent niet thuis is, en tegen die vrouw zeggen ze dan: ik ben onderweg, ik kom seffens af!

Ik heb geen auto nodig, ik doe al mijn boodschappen met de fiets.  Elke dag ga ik ook familie en kennissen bezoeken, elke dag doe ik mijn toer, en ja, als ge al die bekenden regelmatig ziet, dan hebt ge geen telefoon nodig. Mijn twee neven die 78 en 66 jaar zijn, die hebben ook geen telefoon. Een dokter bellen is ook niet nodig, want ik ben bijna nooit krank. En als ik de griep voel komen, dan drink ik een borrel en ik ben er vanaf.
Ik ben niet zo modern aangelegd, maar mijn vader was dat wel. Die kocht in 1933 al een radio, een échte Majestic! Met die radio waren wij het centrum van dit buurtschap. Als er iets erg gebeurde, dan liep de woonkamer vol! 1934, de val van koning Albert! 1935: het ongeluk van koningin Astrid! Dan stond alleman hier rond de radio, dat was nogal een begapenis!
Ik ben een man alleen, maar ik heb twee vrouwen, dat zijn penvriendinnen. De ene is vijftig en de andere is veertig. Ik schrijf al bijna twintig jaar met die vrouwen, en soms sturen ze een schone foto op. Nu zijn we zeventig jaar later, nu zijn er computers, en nu zijn er mannen die zelfs een vrouw vinden met de computer! Ik ken zo iemand, na twee jaar liet die vrouw hem zitten. En ja, dan zit ge daar. Uw computer staat er nog, maar uw vrouw is weg!"

Abonnee van het café
Oude jonkmannen zonder telefoon, zo moeten er in dit land nog duizenden zijn. Zeker als ze naar de tachtig gaan en dus zijn opgegroeid in de jaren dertig en veertig, tijden van mager en karig bestaan. En wat ze toen niet hadden, dat gaan ze nu niet meer in huis halen. Dat hoor ik toch van G., inwoner van Kotem en vast abonnee van het plaatselijk café: "Ik heb die telefoon voor niks nodig. Mijn enige lijn is hier aan de toog! Hier voer ik mijn gesprekken. Hier komen de mensen die ik ken. Dat zijn ook de mensen die mij helpen als het nodig is. Die boodschappen doen, die voor mij de was doen, of die mij naar het gemeentehuis brengen als er papieren moeten zijn. Ge hebt mensen nodig. Ge hebt geen telefoon nodig. Bellen met mijn familie? Godmiljaar, die wil ik niet spreken, want ze zitten toch maar op mijn dood en op mijn centen te wachten.
En nu vraagt gij nog of ik ooit een gsm zal kopen. Gij gaat me toch niet vertellen dat er mensen van tachtig zijn met een gsm?! Dat bestaat niet. Dat kan niet. Dat is onmogelijk!
Gsm, tv, gazet, ik moet er allemaal niks van hebben. Het enige wat ik nog kan hebben, zijn boeken over aardrijkskunde of geschiedenis. Ik lees nu over de Russische revolutie. Zo leer ik nog iets. Wat kan ik nu leren met zo'n gsm? Zegt gij dat eens! "
De 83-jarige Hugo is milder voor mens en maatschappij. Hij heeft praktisch heel zijn familie in het dorp Kotem wonen, dus waarom een telefoonabonnement aanvragen en geld betalen, als iedereen vlakbij woont. "Maar natuurlijk zie ik dat de mensen nu naar mekaar bellen, ook als ze maar honderd meter van mekaar wonen. Hoe dat zo gekomen is, weet ik niet. De mensen verdienen geld en dat geld moet uitgegeven worden, zeker?!
Weet ge hoe ze vroeger een taxi belden als ik zat was? Buiten aan het café stond mijn paard met de kar, ze legden me achterop de kar, ze kletsten op die paardenbil en dat beest bracht mij vanzelf tot aan mijn deur. Een schone service!"

Celspotters
In datzelfde Kotem kom ik ook de enige telefooncel tegen waarop nog die oude sticker kleeft: Deze telefoon kan uw leven redden. Die campagne dateert nog van een eind in de vorige eeuw, want nu gebruikt haast niemand nog de cel om een noodsituatie te signaleren. Zo kwamen er in het jaar 2000 meer dan 11.700 noodoproepen binnen op de Dienst 100 in Leuven: slechts acht oproepen kwamen uit een telefooncel.
En hoe vaak trok ik geen cel open waar het spinrag op de deuren zat? Het was natuurlijk september, en er zijn veel spinnen dit jaar, maar toch, de cijfers liegen er niet om. In 1997 werd er vanuit een telefooncel nog gemiddeld een half uur per dag gebeld. In 2003 is dat nog tien minuten, in 2004 nog acht, in 2005 nog zes, en dit jaar nog amper viér minuten. En die vier minuten zijn een gemiddelde. Met aan de "top" de plaatsen waar vaak gebeld wordt zoals stations, luchthavens en ziekenhuizen, en "onderaan" de straatcellen waar in een héél jaar soms geen woord meer gezegd wordt.
Binnenstappen in een (landelijke) cel is nu zo uitzonderlijk geworden dat de omwonenden het mérken. Een beetje crimineel is dus gewaarschuwd: wie nu nog losgeld eist vanuit een cel, die is gezién. 
De man die nabij de cel van Kotem woont, registreert zelfs geen volwassen bezoekers meer: "Ik zie alleen nog kinderen die af en toe de hoorn afhaken en 'hallo' roepen. Ik verschiet ervan dat ze dat nog kennen, iets met een hoorn en een draad!"   
In Bevel-Heikant vindt de aanpalende gepensioneerde dat hij uitstekend geplaatst is om de gebruikers te identificeren: "Ik werk bijna een heel jaar in mijnen hof, en daar tussen de salaad en de savooien kan ik het kot goed zien, en het voorbije jaar heb ik bijna niemand gezien. Eén keer een chauffeur van een vreemde camion, en één keer ne mens op ne koersvelo." De man zegt dat er wel meer mensen willen bellen: "Ik zie ze vaak naar de cel gaan en naar geld tasten in hun zak, maar als ze dan zien dat ze alleen met plastic kunnen bellen, dan zijn ze weg." Het is een opmerking die ik vaak hoor, dat mensen meer zouden bellen als er nog muntgleuven zouden zijn. Maar Belgacom heeft in héél België niet één muntentelefoon meer staan vanwege de vele kaskraken.
Het kleine dorp Gestel heeft allicht de meest merkwaardige cel. Zij verwittigde ooit zélf de overburen toen er gebeld wordt.
De overbuurvrouw: "Gelijk na het avondeten gaat bij ons ineens de telefoon. Ik neem op, ik zeg hallo, en ik hoor een mannenstem die ik niet ken én een vrouwenstem die ik niet ken. Wat dat was, weet ik niet, maar ineens kon ik dat gesprek volgen, in dat kotje hierover. In dat kotje had ik dus beeld, en hier thuis had ik de klank! En die man belde niet naar zijn vrouw, die belde naar zijn aanhoudster. En het is lelijk dat ik het zeg, maar ik heb heel dat gesprek afgeluisterd! Wel tien minuten of zo. En nadien hebben wij die vent nog dikwijls weten parkeren, dat ik tegen mijn man zegde, daar is 'm weer, hij gaat weer met dat vrouwke konkelfoezen. Maar als we dan oppakten, hoorden we de gewone fluittoon, het is bij die ene keer gebleven."

Ik wilde die telefoon onder een auto smijten, dan was ik ervan af

Naam, leeftijd: Christiana, 69 jaar
Woonplaats: Melle
Vorige beroepen: bobijnster, stikster, bejaardenhelpster
In haar huiskamer hebben de stoelen rood fluweel. En het fruit ligt op een schaal van groen glas en op de kast staat een schotel in Delfts blauw. Het leven moet wat kleur hebben, het is zo al zwaar genoeg.
"Ik heb telefoon gehad van 1965 tot 2003, maar toen ben ik een periode heel ziek geweest, maar dan écht heel ziek, ik was al bij Sinte-Pieter! Dus ge verstaat dat ik van ver ben moeten terugkomen! En na die zware ziekte moest ik het rustig aan doen van de dokter, en toen heb ik de telefoon weggedaan. 
De mensen zullen zeggen, géén telefoon, wat een ongemak! Maar integendeel, dat is een groot gemak, ik was het direct gewoon. Vroeger was ik geen moment gerust. Ik maakte eten, de telefoon ging. Ik verzorgde mijn demente man, de telefoon ging. Nooit was ik eens gerust. Zeker niet met vier kinders die altijd iets aan de hand hebben, een auto of een moto waaraan iets mankeert, een lief waarmee iets misloopt.
Tegelijk had ik ook de miserie dat mijn nummer soms verkeerdelijk door camionneurs werd gedraaid. Midden in de nacht was het dan, 'patron, ik sta hier in panne in Frankrijk'. Dat ik op de duur dacht dat ze het expres deden. Ik heb ook een nachtelijke beller gehad die mij echt heeft zitten koeillonneren. 't Was een geldkwestie waar iemand van mijn familie mee te maken had, en die persoon werkte dat uit op mij. Ik zeg het u, meneer, als ge ruzie of jaloezie hebt in de familie, dan is zo'n telefoon een hel. Ik heb dikwijls op het punt gestaan om hem op de steenweg onder een auto te smijten, dan was ik ervan af.
Nu is hij weg en ik voel mij daar goed bij. Weet ge wat het ook is. De kinderen en de kleinkinderen komen meer op bezoek. Toen ik nog telefoon had, sloegen ze een bezoek soms over en dan belden ze mij en dan waren ze ervan af.
En ja, hier is het nu stil in huis. Stilte, meneer, dat zijn vitaminen voor de mens, dat kunt ge niet geloven." 

De cel van Berkenbos (Balen) - © Stephan Vanfleteren

De cel van Berkenbos (Balen) - © Stephan Vanfleteren

Cel Berkenbos
De Telefooncellenroute heeft me intussen al langs een resem dorpen en gehuchten gebracht. Ik heb de cellen gezien van Elingen, Beert, Merendree, Poesele, Ginderbuiten Genebos, Stotert, Melkouwen en nog Vele Anderen, maar hoewel ze haast altijd op een centrale plaats staan, ben ik nog nergens één gebruiker tegengekomen. Ik zie ook locaties waar omzeggens geen toeloop mogelijk is. Zoals in het afgelegen gehucht Hemelshoek van de gemeente Berlaar waar men omwille van die schielijke naam dan ook maar een begraafplaats heeft ingeplant. Hier staat dus een cel, terwijl er niet één huis in de directe omtrek is en er van de bewoners op de dodenakker ook weinig telefonie te verwachten is. Ook de aanwezigen op uitvaarten zie ik niet zo gauw bellen als alle familieleden en kennissen toch al in de buurt zijn.
In de wijk Berkenbos van Balen tref ik dan weer een cel die midden in een bos lijkt te staan. Bij nader toezien schemert er ook een kleine tuinwijk tussen het geboomte, maar cel 14614 staat wel degelijk in een decor van heizand, braamstruiken en dennenbomen. De cel wordt alleen nog bezocht door deugnieten, zegt een omwonende. Eén deugniet had zich in de cel opgesloten, hij moest met een dikke stok proberen uit te breken, en buiten stonden drie andere deugnieten die hem tegenhielden en "die hem zot maakten door tegen de deuren en het glas te stampen". Of een telefooncel daarvoor dient tegenwoordig?!

Vital heeft een deurbel
Naam, leeftijd: Vital Haghebaert,
54 jaar
Woonplaats: Bredene
Vorige beroepen: onderstationschef, stadsbediende, politieagent
Haghebaert kwam bij de gemeenteraadsverkiezingen op onder de eigen lijst V.I.T.A.L. (= Vrijheid-Intimiteit-Thuis-Arbeid-Liefde) en hij is zonder twijfel de enige verkiezingskandidaat in België die niét over een telefoon beschikt. Hij doet open op sloffen en in regenjas, met de kap strak rond het voorhoofd gesloten. Hij spreekt traag en mét klem op el/ke a/par/te let/ter/greep. De man lacht ook veel en gemakkelijk, maar binnenkomen in zijn huis, dat wenst hij niet. En zo ontspint zich op de drempel het volgende vraaggesprek.
Humo: Wanneer heb je laatst nog een telefoon gebruikt?
Vital: «Eind september. Ik belde naar de VRT. Zij hadden een brief gestuurd. Of ik wilde deelnemen aan de verkiezingsshow. En ze vroegen of ik terug wilde bellen. En ik heb terug gebeld. En ik heb "nee" gezegd. Dus dit jaar heb ik al één keer gebeld."
Humo: Proficiat!
Vital: « Dank u (grote glimlach)!
Humo: Is hier dan een cel in de buurt?
Vital: « Ja. Op tweehonderd meter van hier. Maar ik heb niet in die cel gebeld. Ik bel in de bibliotheek. Daar gaat het nog met munten. Of in het zwembad. Daar is het ook met munten. Er zijn te weinig openbare cellen met munten."
Humo: Wanneer heb je de voorlaatste keer gebeld.
Vital: « Dat was twee jaar geleden. Dat was om mijn uitslag van de Vlaamse parlementsverkiezingen te kennen (zijn lijst haalde toen 1332 stemmen in Vlaanderen,jh). Ik heb toen de Vlaamse Infolijn gebeld."
Humo: Een O8OO-nummer, een gratis telefoontje dus.
Vital: « Inderdaad! (danige binnenpret) 
Humo: Hoe hou je contact met kennissen of vrienden als je geen telefoon hebt?
Vital: « Ik kende vroeger redelijk wat mensen omdat ik in een schaakclub, een bridgeclub en een scrabbelclub was. Maar nu ben ik in geen enkele club meer. De meeste mensen zie ik wanneer ik ga fietsen in Bredene. En anders moeten ze mij maar schrijven als ze mij willen bereiken."
Humo: Krijg je veel brieven?
Vital: «Nee (lacht)!
Humo: Kan ik je programma lezen?
Vital: « Eén ogenblik. (Hij draait de deur in het slot en laat me op straat staan. Na een minuut maakt hij weer open en krijg ik een copie). Dit heb ik op twintig exemplaren laten copiëren. Het is met de hand geschreven. Want ik heb geen typmachine. Ik heb ook geen telefoon. En ook geen koelkast. Maar ik heb wel! Elektrische verwarming. Televisie. Een grill. Een broodrooster. Een strijkijzer. En een deurbel! (hilariteit)"
VITAL haalde 79 stemmen in Bredene. 

Met de opkomst van de gsm, worden elke dag drie telefooncellen weggehaald in België. Belgacom wil echter niet zeggen wat een cel per jaar moet opbrengen om niét afgebroken te worden.  
Dat er wel degelijk een 'sneuvelquotum' is, komen we te weten van  enkele gemeentes waar in 2006 en 2005 cellen zijn weggenomen. Zo liet Belgacom aan de gemeente Rijkevorsel (10.600 inwoners) weten dat ze vijf cellen op haar grondgebied wilde weghalen. Hoewel de cellen allemaal binnen het dorp lagen, bedroeg de gezamenlijke jààromzet (in 2004) slechts 98 euro. De beste cel had 48 euro "gedraaid", de anderen haalden een omzet tussen 18 en 9 euro per jaar. In Rijkevorsel staat nu nog één cel. Ook de gemeente Gingelom kreeg begin 2006 een bericht van Belgacom: ze wilde vijf cellen  verwijderen in de deelgemeentes Niel, Mielen, Buvingen, Boekhout en Muizen. Niel haalde nog 52 euro per jaar maar de cel in de Kruisstraat van Muizen kon slechts een omzet van 5 euro per jaar voorleggen.  

© Stephan Vanfleteren

© Stephan Vanfleteren

De rinkelende doodskist
Naam: Wessel di Wesselli
Leeftijd: 68
Woonplaats:
Antwerpen
Beroep: kunstenaar, universeel uitvinder
Wessel di Wesselli is géén onbekende voor de Humolezers uit de jaren tachtig. Zij zullen hem nog herinneren als de bevlogen Da Vinci van de Lage Landen die via Humo honderdduizend Bfr uitloofde aan eenieder die kon bewijzen dat zijn perpetuum mobile niét functioneerde.
Intussen zijn er 22 jaar voorbij, Wessel di Wesselli werkt nog steeds aan zijn perpetuum, maar telefoon én deurbel zijn uitvindingen die niet langer aan hem besteed zijn. Na twee dagen vergeefs op zijn bel duwen, meldt de buurvrouw roepend uit het raam "dat die mens met zijnen baard bijna altijd op de baan is" en dat ik ook voor niks zal komen als hij wél thuis is, "want dan zet hij den ellentriek van zijn bel af". Uiteindelijk vinden we mekaar toch en zo zit hij voor mij: de man met de lange gabardine en het brandend vuur in zijn antracieten ogen.
"Dat ik bij mij thuis de deurbel af zet, komt omdat ik niet graag gestoord word. De mensen moeten maar een brief schrijven als ze mij willen bereiken. Brieven schrijven is goed voor de mens. Een brief komt in een huis binnen zonder de bestemmeling te storen en die bestemmeling heeft dan ook nog het voordeel dat hij je gedachten kan bewaren.
Een telefoon is nadelig voor de bestemmeling. Hij komt met veel stoornis in je huis, en door zijn vluchtigheid laat hij niet de minste neerslag na. En nu zijn er de e-mails die je ook kan bewaren, maar door e-mail verliezen wij de belangrijke én de onmisbare figuur van de postbode die voor de briefwisseling én voor sociaal dienstbetoon zorgt.
Maar laat mij terugkomen op de nadelen van de telefoon. Dat toestel is een dictator. Je bent aan het eten, je bent aan het lezen, en zijn onbeleefd gerinkel dwingt je om iedere activiteit te staken. Zelfs mooie gesprekken onder mensen heb ik al weten afgebroken worden door telefoon en gsm. En de vaste telefoon is dan nog minst nadelig, die stoort slechts op één plaats in huis, maar de gsm stoort op àlle plaatsen waar je je bevindt. Het stond toch in de krant van die dode die in zijn kist lag, en tijdens de uitvaartdienst ging zijn gsm rinkelen. Dus zelfs in de dood was hem geen rust gegund!
Babbelonië
«De technologie zou een verlengstuk moeten zijn van de mens, maar we zien het omgekeerde. De mens is een afhankelijk verlengstuk geworden van de technologie en dat brengt hem van de wijs. Omdat hij overvloedig met die gsm communiceert, vergeet hij dat er meditatie en stilte nodig is. En hij vergeet eveneens dat die miljoenen gsm's tonnen vervuiling meebrengen, alsook gevaarlijke stralingen van dat toestel zelf én van de gsm-masten. Hetzelfde zie je met de automobiel die ik de foute-mobiel noem. Die zorgt voor communicatie, die brengt mensen bij elkaar, en dat is zo makkelijk en comfortabel dat de mens niet meer zonder die wagen kan. En omdat hij nu een verlengstuk van die wagen is, vergeet hij dat die foute-mobiel de aarde verbrandt en vernietigt. En hij vergeet dat er ook nog stille vervoermiddelen zijn. 
Ik doe de meeste van mijn verplaatsingen met de fiets. Die handelswijze noem ik de velosofie: ik denk, dus ik fiets.
Maar die traagheid staat haaks op onze maatschappij die doordrongen is van de haast. Men wil snelheid in het wegverkeer én in het maatschappelijk verkeer: men wil snel kunnen rijden en de ander snel kunnen bellen. Maar wat is het resultaat? Een chaos in het verkeer en een Babbelonië in onze gesprekken. Haast is dus overbodig. Haast zorgt voor ongevallen op de weg en voor botsingen en misverstanden in onze communicatie (waardoor we opnieuw en opnieuw moeten bellen!)
En mensen zeggen dat ze die gsm en die telefoon niet meer kunnen missen. Maar dat is onzin. Je kan dat best wel gewoon worden. Trouwens, in hoeveel gezinnen ontstaat er geen ruzie en onenigheid door de hoge gsm-rekeningen?! Er zijn nu al mensen die schulden hebben door de gsm, met andere woorden: schulden omdat ze zoveel gecommuniceerd hebben.
Het lijkt wel op een verslaving. Die ontstaan is uit de angst van alleen te zijn. Dat altijd maar opnieuw willen bellen om te horen dat er iemand is. Het is een opvallend gegeven. Enerzijds isoleert de mens zich meer en meer. Hij rijdt vaak alleen in zijn voertuig, hij praat niet meer in de tram of in de trein, hij loopt zijn buren met een haastig knikje voorbij, en daar tegenover staat dat hij niet zonder die gsm kan. Er is dus angst voor de communicatie met vreemden, en daarom valt hij terug op dat apparaatje waarmee hij kan spreken met de mensen die hij goed kent.
Dus in plaats van met een brede kring van mensen te praten, vallen we terug op dat kleine kringetje. En in plaats van rechtstreeks en van gezicht tot gezicht met mekaar te communiceren, vallen we terug op dat hulpstuk, op die prothese. Erger nog, we zijn zelfs gaan denken dat die gsm-prothese het enige ware communicatiemedium is.
Nog zo'n waanidee is dat je bereikbaar moét zijn. Maar waarom moét dat? Welk heil is daarmee verbonden dat iedereen je steeds en overal weet te vinden? Het doet mij denken aan de elektronische enkelband. Met dat verschil dat je deze enkelband zelf gekocht hebt."

© Stephan Vanfleteren

© Stephan Vanfleteren

Havenroute
Een apart belgebied is de Antwerpse haven. Op papier hebben we een lijst van achtentwintig cellen, een "telefoongids" die tien jaar geleden gemaakt is door de havenaalmoezeniers. Zij veronderstellen dat de meeste cellen er nog staan omdat zeelui toch regelmatige gebruikers zijn.
De haven is een doolhof van moeilijk te vinden kaainummers en afgesloten security gates en we hebben moeite om de cellen te lokaliseren: cabines van die omvang zie je niet meteen staan tussen die torens van opeengestapelde containers. De cel aan de Petroleumbrug is de bijzonderste. Ze staat naast een permanent opgehaalde ijzerbrug, de weg gaat er niet verder, er loopt een spoorbundel tot voor de deur, er groeit gras tussen de kasseien, en achter de cabine strekt zich een ruwe watervlakte uit met gastanks en rokende chemiebuizen, en overal is er geschraap en geschuur, van metaal op metaal, van lichters en ankers en baggerboten.
De telefooncel op de Scheldelaan en nabij het dorp Lillo is de grappigste. Naast het zwaar suizende wegverkeer hangt een bord met die ouderwetse zwarte hoorn, de aanduiding dat er een cel vlakbij is, en die is er ook, maar als je de deur openduwt, is er geen telefoontoestel. Er is alleen nog het toepasselijke Belgacom-opschrift "Zoekt u iets of iemand?"  
Ook de cel die zich op het eiland bevindt tussen de enorme Zandvlietsluis en de al even immense Berendrechtsluis is niet meteen te vinden. Het aluminium bezemkastje steekt amper af in dit landschap van zeeschepen die flatgebouwen met containers op hun dek dragen. Als ik de hoorn neem, komt er geen kik meer. De wereld is hier veraf, dat hoor ik van de wind tussen de klapdeuren.
Aan kaai 408 is een douanebureau en de cel naast de gevel "doet het nog goed" volgens de beambte. Veel Aziaten en Oost-Europeanen die bij het magere licht de kleine lettertjes van hun telecard staan te lezen. Ik zou ze graag zien bellen hier, tussen de rafels goederenspoor en bij die ene sparrenboom die ooit van een Skandinavisch schip is gevallen en toch wortel heeft geschoten.   
Ook vinden we nog een cel aan de voet van torenhoge graansilo's, een luciferdoos, altijd in de schaduw, altijd onder stof. En dan komt dé verrassing op de lààtste locatie die we bezoeken, kaai 314, twéé cellen naast mekaar en in één daarvan staat Een Mens! De eerste beller die ik zie in dagen làng langs cellen rijden. Hij belt aan de voet van een hoog zwart schip uit Panama, de zon kaatst overal op de boegen en de rompen van schepen, en de meeuwen schreeuwen zoals het hoort. Martin komt uit het Poolse Sopot, en is eerste officier op een schip "hier 5OO meter vandaan". Zijn schip met de twintig bemanningsleden vaart tussen Europa en China, Antwerpen is altijd een stopplaats. Hij had zojuist vrouw en kinderen aan de lijn, hij is al bijna zes maanden van huis, maar binnen enkele dagen gaat hij dan toch thuis zijn. En hij heeft een gsm, maar daarmee kost Polen één dollar per minuut, en in deze cel kost het maar een halve dollar per minuut, so I can talk longer.  Ik wens hem nog een goede reis, en zeg ook goeiedag in het Pools en ineens komen de woorden dzjengkoejew, potsjonk, en pomiedori uit een oud geheugen terug, en ach, het zijn maar woorden om daarginds Dank U, Trein en Tomaten te zeggen, maar hij lacht van oor tot oor omdat iemand vijf seconden zijn taal spreekt, hier in dit Belgische land. En dan gaan onze wegen uit elkaar. En niets is wat er overblijft, dan een haven en een zwijgende cel aan een waterkant.

© Stephan Vanfleteren

© Stephan Vanfleteren

Vorige
Vorige

Hoe een bezoek aan de supermarkt zes dagen kon duren

Volgende
Volgende

<k> Een leven zonder gsm en zonder vaste telefoon (1)