Als een winkel sluit, dan gaan de rolluiken dicht. Of nog erger, niet helemaal meer dicht.
Door weer en wind gaat de verf pellen en barsten. De schilfers komen los.
Roos op de schouders van de vensterbank.
Rond 1970 waren er nog 12.000 tankstations in België. Nu zijn er nog 3000.
Benzinestations leken in de jaren zestig op een treinstation.
Met een perron en een overkapping en met bedienden die een uniform en een kepie droegen.
Nabij de Franse grens: een restant van die oude oliebeschaving.
Ik heb het voor oud ijzer langs de weg. De oudstrijders van ons verkeer.
Bejaard, verweerd, soms scheef te been. Niet meer recht in de houding als weleer.
Maar wel alle weer trotseren. Het zijn ijzeren karakters.
Er bestaat niet zoiets als een dood voorwerp.
Ondanks de Jupiler Pro League, de Croky Cup en de Ghelamco Arena zijn er nog altijd voetbalploegen die Klim-op Begijnendijk heten.
De club speelt in Vierde Provinciale. Hun laatste klim-op dateert van 2016, toen klommen ze naar Derde Provinciale.
Wij wensen hen nog een lang voortbestaan.
En ons hart gaat hierbij evenzeer uit naar Lentezon Beerse, Volharding Wintam en Immer Voort Voortkapel.
Royal Antwerp FC is de oudste club van België en ze had ook de oudste sanitaire faciliteiten.
Damen zijn vrouwen die niet terugdeinzen voor een pot zonder bril.
Namiddag in de haven.
De geur van brood en heetschroeiend vlees was niet meer.
Alleen de kouwelijke voetstappen van de klanten waren gebleven.
Niet te verbeteren typografie op de houten panelen.
In den beginne was het woord. En het woord is vlees geworden.
De afbeelding komt uit een oud tijdschrift van de Belgische Posterijen. Om ijzel en sneeuw te trotseren werd de postbodes aangeraden om ‘sneeuwkettingen’ onder de schoenzolen te binden.
Dat was professioneler dan het “onderbinden van schuursponsjes”.
Op 23 januari 1979 was heel België "één ijsbaan". Scholieren kwamen per schaats naar school.
Een buschauffeur deed twaalf uur over het traject Antwerpen-Turnhout en terug. Gemiddelde snelheid : 7 per uur.
Men sprak van “de ijzel van de eeuw”.
Ik stopte langs de weg. De lichten van de huizen in het dorp werden ontstoken. Hun warme schijnsel kwam me tegemoet.
Nu moest toch een verre hond gaan blaffen?! Vergeefs wachtte ik op het afgesproken teken.
De maan kwam stil zwijgen in de blauwe lucht
Als één iemand de Ardennen en de winter heeft gefotografeerd,dan is het Edmond Dauchot (1905-978). Het gehucht Ollomont (nabij Nadrin) was z’n epicentrum.
Al zijn foto’s nam hij in een omtrek van 20 kilometer. Naast landschappen portretteerde hij de bewoners: boeren, houthakkers, kinderen met hun zelfgemaakte slee.
Dauchot was hele dagen onderweg, een eenzame wandelaar in de traditie van Thoreau.
Dauchot zag beelden die nu nergens meer te ontwaren zijn.
Een caravan in een verlaten stuk bos. Naar hier gesleept om nooit meer weg te rijden.
De deur hangt uit de scharnieren. Roest sluipt uit de naden.
Op de dunne gordijnen staan Formule 1-racewagens.
Een mens kan in alle stilte uit de bocht gaan. Chicane van het lot.
Dit meisje bij de jukebox is helemaal jaren zestig. Ze is de hoes van een 45-toerenplaatje, stijl Conny Froboess of Petula Clark.. Ze is een "meisje van vermaak" in een Turnhouts soldatencafé. De meisjes werkten overdag in kantoor of op fabriek en 's avonds dansten ze met de soldaten van de kazerne. De cafébaas betaalde hen omdat ze volk trokken. Let ook op de soldatenkop die ongevraagd in beeld komt. En op de winterwanten omdat iemand straks met zijn bromfiets door de kou moet. Van de fotograaf mag het allemaal in beeld. Jef De Beuckeleer was fotograaf tussen 1958 en 1973. Hij fotografeerde de klanten van soldatencafés en ook het volk op de kermis. De ‘portretten’ hingen enkele dagen later te koop. Van zijn vele duizenden foto’s en negatieven heeft hij er maar drie bewaard.
Er zijn nog Indianen in ons land.
Ze zijn van de stam der jutezakken en worden doorgaans “apachen” genoemd.
Ze figureren als dief en inbreker voor jonge honden in opleiding.
Naam van deze hondenclub: “De Moedige Bijters”.
Sneeuw op het meertouw. Sneeuw op het dek. En sneeuw op de kade.
De bandensporen brachten de bemanning.
Het schip met vlokken geladen voor de Arabische emiraten.
De avond van oudjaar. De gemaskerde zangers staan aan de deur. Je ziet het nog in enkele Kempendorpen. Het is een heel oud gebruik van adolescenten om met een “moembakkes” (=masker) aan de huisdeuren te rammelen en drank of drinkgeld te eisen. In het ene dorp heten ze “de avondzotten”, elders spreekt men van “hanzen zingen”. Vroeger was het doel om de mensen danig schrik aan te jagen. Het waren de laatste boze geesten van het jaar die in de avond nog opdaagden en die gesust moesten worden met drank of geld.
Ik ben als kind nooit erger geschrokken dan toen de “moembakkes” grootvaders huis kwamen binnenspringen. Ze dansten rond de tafel. Met woest gekrijs, houten maskers en jutezakkenkleren.
Nu is dat bang maken voorbij . De jongeren bezoeken vaste adressen waarvan ze weten dat de drank er klaar staat. ⠀
Ze stond bij een woning langs een donkere weg.
Grootmoeder, roodkapje, goede fee en lichtkrans tegelijk.
Een heel jaar woont ze onder een deksel, in een fruitkartonnen huis.
Zo is december: wij dragen een boom binnen en een lamp buitenshuis.
Witte kerst in Noord-Limburg.
Bejaarde bestuurder in tankstation rijdt zich vast in groenplantsoen.
De glühwein stond 2,69 euro per liter.
Ze worden zeldzaam, de kerstmannen aan een touw.
Ze lijken op inbrekers en niet op gulle schenkers.
Soms kunnen ze niet inklimmen en sterven ze van de kou.
Er zijn gevels met wel drie dode inbrekers.
Het was een decemberduisternis. De naaldbomen stonden er al.
De snoeren hingen er eveneens. Een vrachtwagen bracht het licht.
De motor sneed de bijna stille nacht.
Ajuinen en vlees sissen in braadvet.
De jaarmarkt in het Waalse Lierneux. Altijd begin december.
Het had gesneeuwd op het goedkope textiel.
Dunne nachthemden trotseerden met natte schouders de kou.
Bestelwagens en klamme nachtrust, een eerder zeldzame combinatie.